Nu nog niet

Ach, blijf nog zitten en verlaat de ruimte niet
Er kan nog altijd een gelaat worden geschreven
Een stil gezicht, van zwaartekracht geen spoor
Het ongesproken woord vastberaden hier gebleven

De glazen zijn haast achteloos geleegd
Bewegen de geruisloze verstoring
De grijze wouw verduistert nooit zijn ogen
Zoekt op de steppe steeds gebedsverhoring

Maak geen notities van de dingen die gaan komen
Het speelt nog niet, het zijn slechts bijfiguren
Als er een schip opdoemt aan het einde van de wereld
Ontsteek ik op de heuvel onze pinkstervuren

Een kwast van kaarslicht geeft de gelaten glans
Tovert met penseelstreken de leidsels van de hartstocht
Streept weg wat in het donker niet wordt aangezien
Geeft trilling aan de glinsterende iris in het oogvocht

Want morgen wordt een zweem van kleur weer zichtbaar
Brengt de tijdingen die ik nog steeds verstoor
Straks, want nu heerst alom ons geflonker
Nu graven wij de nacht. Graven de nacht door.

Reacties:

Er is éen reactie:

Een vrouw. schreef op 13 Apr, 2011:

Wat een prachtig woordschilderij.

Schrijf een reactie:

Naam of iets dergelijks:

Uw onverplichte emailadres:

Reactie:

Hoeveel is 4 plus 3?